Waarom wordt in het kader van de coronamaatregelen zoveel waarde gehecht aan een goede ventilatie?
Volgens het RIVM verspreidt het coronavirus zich niet of slechts in beperkte mate via zwevende deeltjes in de lucht. Wel zijn er indicaties dat het virus in slecht geventileerde ruimtes langer blijft hangen. Het besmettingsgevaar is in slecht geventileerde ruimten dus (waarschijnlijk) groter.
Wat kan men doen om de ventilatie in scholen en klaslokalen te verbeteren?
Voor wat betreft het primair en voortgezet onderwijs is daar informatie over te vinden op de websites van de PO Raad en de VO Raad. Kort samengevat komt het hier op neer dat ten aanzien van mechanische ventilatiesystemen geadviseerd wordt deze door een installateur te laten controleren, en de instelling van CO2-gestuurde systemen aan te passen naar maximale ventilatie. Geadviseerd wordt (ook) gebruik te maken van natuurlijke ventilatie door ramen en gevelroosters zoveel mogelijk open te laten tijdens de lessen en in de pauzes extra te luchten.
Gelden er ten aanzien van ventilatie wettelijke normen?
Jazeker, die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. In dat besluit wordt een onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw. Voor die laatste categorie gelden de artikelen 3.37 tot en met 3.40 Bouwbesluit. Dat besluit schrijft voor dat een bestaand gebouw ‘een zodanige voorziening voor luchtverversing dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de bouwlucht wordt voorkomen’. Afhankelijk van de gebruiksfunctie van het gebouw/de ruimte geldt een specifieke luchtverversingsnorm. Voor klaslokalen ligt die norm op 3,44 dm3/s per persoon, of te wel per persoon dient per seconde 3,44 liter lucht te worden ververst. Er zijn bedrijven die programma’s online hebben staan voor het berekenen van ventilatie-installaties of die onderzoeksrapportages aanbieden op basis van een berekeningstool. Daarnaast bepaalt artikel 4.5 Arbeidsomstandighedenbesluit dat bij afvoer van verontreinigde lucht gelijktijdige toevoer van niet-verontreinigde lucht moet zijn gewaarborgd, en heeft het RIVM aanvullende adviezen opgesteld. Aanscherping van de eisen die het Bouwbesluit reeds stelt worden niet nodig geacht.
Wat als (ruimten in) mijn schoolgebouw niet aan de wettelijk norm voldoet? Komen de aanpassingskosten dan voor rekening van de overheid?
Nee, behoudens specifieke tijdelijke subsidieregelingen (zo gold er bijvoorbeeld voor het primair onderwijs tot 2014 een subsidieregeling verbetering binnenklimaat). Scholen ontvangen van het Rijk een normatieve exploitatievergoeding, waaruit ook onderhoud en aanpassingen aan gebouwen moeten worden bekostigd. Ook bij de gemeente kan de rekening niet worden neergelegd. De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting beperkt zich tot (vervangende) nieuwbouw, uitbreidingen, herstel van constructiefouten en – in geval van bijzondere omstandigheden – herstel van schade aan gebouw en inventaris.