De Leerplichtwet 1969 voorziet in de mogelijkheid om als ouders/verzorgers vrijgesteld te zijn van de plicht hun kind(eren) op een school in te schrijven. Die vrijstelling is (onder andere) aan de orde als de ouders ‘overwegende bedenkingen‘ hebben tegen de richting van de binnen redelijke afstand van hun woning gelegen scholen. Hadden ouders hun kind al eens ingeschreven op een school, dan is vrijstelling in principe – tenzij zij verhuisd zijn – niet meer mogelijk. Een vrijstelling geldt overigens van rechtswege. Zij wordt dus niet toegekend door de leerplichtambtenaar of de rechter.
Mocht de leerplichtambtenaar van mening zijn dat de ouder(s) niet voldoen aan de eisen voor vrijstelling, dan zal deze een proces-verbaal opmaken en voorleggen aan het Openbaar Ministerie. Het OM gaat in die gevallen standaard over tot strafvervolging. Het oordeel of de ouder(s) zijn vrijgesteld van de inschrijvingsplicht is in eerste aanleg aan de kantonrechter als strafrechter.
In de loop der jaren is in de rechtspraak onmiskenbaar strenger gaan toetsen of aan de voorwaarden voor vrijstelling is voldaan. Hoewel de bedenkingen nog steeds niet inhoudelijk worden getoetst, wordt sinds het arrest van de Hoge Raad, 17 december 2019 wel geëist dat de bedenkingen:
– verband houden met ernstige gemoedsbezwaren die berusten op een welbepaalde godsdienstige overtuiging/levensbeschouwing;
– betrekking hebben op de fundamentele oriëntatie, ontleend aan een welbepaalde godsdienstige overtuiging/levensbeschouwing van de binnen redelijke afstand beschikbare scholen;
– voldoende concrete en zwaarwegende bezwaren betreffen die verband houden met het onderwijs van de scholen.
In een zaak waarin ons kantoor de ouders bijstond hadden de ouders op grond van hun traditioneel Rooms-Katholieke katholieke geloofsovertuiging overwegende bedenkingen tegen de richting van de beschikbare scholen (openbaar én Rooms-Katholiek) in hun omgeving. De leerplichtambtenaar had ten aanzien van hun beide kinderen proces-verbaal opgemaakt, omdat de bedenkingen niet zwaarwegend genoeg werden geacht. Bovendien was één van de kinderen als naar school gegaan (en zou zelfs op die school formeel nog ingeschreven staan).
Zoals bepleit door mr. Job Keijser, sprak de kantonrechter op 5 april 2022 ouders vrij van de hen ten laste gelegde overtreding van de Leerplichtwet. Het traditioneel of traditionalistisch Rooms-Katholieke is volgens de kantonrechter een welbepaalde godsdienstige overtuiging, terwijl de bedenkingen ook voldoende concreet en voldoende zwaarwegend waren. Ten aanzien van het oudste kind volgde de kantonrechter het pleidooi dat de verhuizing van de school van inschrijving gelijk staat aan verhuizing van ouders. Hoewel ouders hun kind aanvankelijk nog de verhuisde school hadden laten bezoeken, achtte de kantonrechter de omstandigheden voldoende prangend om te billijken dat ouders daarmee waren gestopt en alsnog een beroep op vrijstelling hebben gedaan.
Job Keijser had het OM tijdig verzocht om de door hem aangedragen getuigen op te roepen. Omdat de Officier van Justitie dat weigerde, werd één van de beoogde getuigen – de kapelaan van ouders – als getuige(-deskundige) eigener beweging meegenomen naar de zitting. Dat leidde overigens nog tot verwarring bij de griffie, die dacht dat de kapelaan in zijn soutane óók advocaat was. De interventie van de kapelaan bleek echter niet eens nodig. De kantonrechter achtte het ook zonder diens verklaring duidelijk dat ouders terecht een beroep op de wettelijke vrijstelling hadden gedaan.
De wettelijke mogelijkheid van vrijstelling mag niet alleen ‘bij hoge uitzondering’ gelden: iedere ouder/verzorger die zwaarwegende bedenkingen tegen de richtingen van de beschikbare scholen heeft, komt die vrijstelling rechtens toe. Mocht dat onwenselijk worden gevonden, dan is het aan de wetgever – en niet aan het OM, laat staan aan de leerplichtambtenaar – om daar verandering in te brengen.
Het OM heeft overigens twee weken de tijd om tegen de vrijspraak hoger beroep in te stellen.