In de Koningsnacht van 26 op 27 april 2016 hebben vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in het primair onderwijs een onderhandelaarsakkoord bereikt over een cao, die moet gaan lopen van 1 juli 2016 tot 1 oktober 2017. In deze bijdrage bespreken wij de belangrijkste onderdelen van het akkoord.
1. Loonsverhoging
De salarissen gaan op 1 juli 2016 structureel met 3,8% omhoog. In combinatie met de al eerder doorgevoerde verhoging van 1,25% is sprake van een totale structurele verhoging van de lonen met 5,05%. Daarnaast is er in juli 2016 een eenmalige uitkering ter grootte van het salaris dat de werknemer in de eerste helft van 2016 zou hebben ontvangen als de structurele loonsverhoging op 1 januari zou zijn ingegaan. Op 1 april 2017 volgt nogmaals een eenmalige uitkering van EUR 500.
2. Ketenregeling en transitievergoeding niet in openbaar onderwijs
Het vorig jaar gewijzigde ontslagrecht is niet van toepassing op werknemers in het openbaar onderwijs. Het openbaar onderwijs wordt ook niet via de cao alsnog aan de WWZ gebonden. Hier dus geen ketenregeling en ook geen transitievergoeding.
3. Ketenbepaling (alleen bijzonder onderwijs)
Schoolbesturen gaan op grond van de nieuwe cao vervangingsbeleid opstellen. De PGMR heeft daarop instemmingsrecht. Tijdelijke uitbreidingen, min-maxcontracten (verhouding 1:2,5, dus bijvoorbeeld minimaal 8 uur en maximaal 20 uur) en bindingscontracten kunnen onderdeel uitmaken van uitmaken. Uitsluitend voor vervangers wordt het mogelijk om de maximale uitzondering op de ketenregeling te hanteren: 6 in plaats van 3 contracten in 36 in plaats van 24 maanden.
Het bindingscontract is een nieuwe vorm dat alleen gedurende de looptijd van de cao kan worden aangegaan. De werkgever gaat dan een contract van (tenminste) één uur aan. In het bindingsuur wordt geen les gegeven. Bij vervangingsnoodzaak kan het contract echter wel tijdelijk worden uitgebreid met lesgevende taken. De werknemer die dat niet kan of wil, hoeft echter niet te komen werken bij een concrete oproep.
CAO-partijen evalueren volgend jaar het vervangingsbeleid.
4. Werkgelegenheids- en ontslagbeleid
Ontslag op grond van krimp vindt voortaan niet meer plaats per 1 augustus, maar per 1 februari. Dit beperkt de salarislasten van met ontslag bedreigd personeel met een half jaar. Met deze besparing moet een deel van de kosten van de transitievergoeding opgevangen worden.
Voor besturen met ontslagbeleid vindt plaatsing in het risicodragende deel van de formatie (RDDF) dus ook niet meer plaats per 1 augustus, maar per 1 februari. De RDDF-periode blijft een jaar. Voor 2016 verandert er overigens nog niets. RDDF-plaatsing vindt gewoon plaats met ingang van 1 augustus 2016, eventueel ontslag dus eerst per 1 augustus 2017.
Werknemers in het RDDF of in de laatste fase van het sociaal plan worden vrijgesteld van werk om zich te kunnen richten op ander werk. Wel kunnen ze nog gedurende de helft van hun betrekkingsomvang worden ingezet voor incidentele werkzaamheden (bijvoorbeeld vervanging).
5. WW en WOPO
Een opvallend aspect van het akkoord is de verwerking van de transitievergoeding en de versobering van de WW. Een mogelijk struikelblok was dat de bepalingen van de cao – als rechtspositieregeling – ook gaan gelden voor het openbaar onderwijs. Daar heeft men echter voorlopig nog niet te maken met de transitievergoeding. Het onderhandelaarsakkoord houdt daar op een creatieve manier rekening mee. Wat is er afgesproken?
– de versobering van de WW van maximaal 38 maanden naar maximaal 24 maanden wordt gerepareerd;
– de WW (inclusief de reparatie daarvan) wordt ook qua hoogte aangevuld, maar die aanvulling is wel wat soberder dan nu;
– na de WW (inclusief de reparatie daarvan) volgt een aansluitende uitkering van maximaal 34 maanden (is nu maximaal 66 maanden voor een 49-plusser). De hoogte van die aansluitende uitkering is maximaal 70% van de gemaximeerde berekeningsgrondslag;
– de werknemer die op het ontslagmoment tien jaar of minder te gaan heeft tot aan de AOW heeft tot aan die datum aanspraak op een aansluitende uitkering. De hoogte van die aansluitende uitkering is maximaal 65% van het de gemaximeerde berekeningsgrondslag;
– de aansluitende uitkering van reeds ingegane uitkering eindigt niet op de leeftijd van 65 jaar, maar op de AOW-leeftijd.
Nu het overgangsrecht transitievergoeding per 1 juli 2016 zal zijn uitgewerkt bestaat hiernaast uiteraard aanspraak op de transitievergoeding bij ontslag.
Voor het openbaar onderwijs geldt de transitievergoeding niet. De werknemer blijft daar aanspraak maken op de huidige WOPO, met dien verstande dat ook hier de versobering van de WW wordt gerepareerd, de einddatum van de aansluitende uitkering de AOW-leeftijd wordt in plaats van de leeftijd van 65 en de startleeftijd in gelijke mate opschuift. In de praktijk betekent dit, dat de werknemer in het openbaar onderwijs van 55 jaar en ouder aanspraak blijft maken op WW/WOPO tot aan zijn pensioen. Die startleeftijd was tot voor kort 53 jaar.
Er is ook overgangsrecht. Als uiterlijk op 1 juli 2016 een vaststellingsovereenkomst wordt gesloten over een ontslag dat uiterlijk op 31 december 2016 ingaat, kan de huidige (onaangepaste) WOPO-regeling daarop van toepassing blijven. Daarnaast kunnen werknemers in het bijzonder onderwijs die tussen 1 juli 2016 en 1 september 2018 worden ontslagen kiezen voor de WOPO-regeling zoals deze gaat gelden voor het openbaar onderwijs. Voorwaarde is wel dat de beëindiging van het dienstverband wordt geregeld door middel van een vaststellingsovereenkomst (‘met wederzijds goedvinden’), waardoor de werkgever geen transitievergoeding is verschuldigd.
6. Commissie van beroep blijft (alleen bijzonder onderwijs)
De Commissie van beroep in het bijzonder onderwijs oordeelt al sinds 1 juli 2015 niet meer over ontslag. Dat blijft zo. Er komt echter wel één landelijke commissie (kennelijk in plaats van de huidige lappendeken), die als bindend adviseur oordeelt over disciplinaire maatregelen, schorsing, promotie, overplaatsing, beëindiging van een verlengd tijdelijk dienstverband en periodieke verhogingen. De Commissie oordeelt echter niet meer over RDDF-plaatsing, omdat over bedrijfseconomische ontslagen sinds de WWZ UWV oordeelt.