Op vrijdag 8 november 2019 heeft de Hoge Raad een zogenaamde prejudiciële vraag beantwoord of een werknemer die al meer dan twee jaar arbeidsongeschikt is, zijn of haar werkgever kan dwingen om mee te werken aan de beëindiging van het dienstverband om zodoende de transitievergoeding te realiseren. Deze kwestie van de zogenaamde slapende dienstverbanden heeft de rechtspraak jarenlang flink bezig gehouden. De Hoge Raad meent dat de werkgever in ieder geval na het tot stand komen van de Wet compensatie transitievergoeding op grond van het goed werkgeverschap dient in te stemmen met een voorstel van de werknemer om in zo’n geval de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding te beëindigen. Ook als de werknemer kort voor de pensioendatum de twee jaar ziekte overschrijdt. Er wordt natuurlijk veel gediscussieerd over de juridische merites van deze beslissing en over de vraag welke gevolgen dit heeft voor andere – vergelijkbare – situaties waarin de werknemer wellicht aanspraak zou kunnen of willen maken op de transitievergoeding.
Op dit moment dient de werkgever zich echter vooral af te vragen wat te doen met de aanpassing van de transitievergoeding op 1 januari 2020 als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans. Met name oudere werknemers zien de hoogte daarvan op die datum soms (meer dan) halveren. De Hoge Raad heeft bepaald dat de aanspraak van de werknemer wordt gefixeerd op de transitievergoeding waarop de werknemer aanspraak maakte nadat hij of zij twee jaar ziek was. De transitievergoeding loopt dus tijdens de periode waarin het dienstverband sliep niet verder op. Maar de wijze waarop de Hoge Raad het heeft geformuleerd zorgt er óók voor dat de werknemer ook bij een beëindiging in 2020 nog aanspraak kan maken op de “oude” transitievergoeding. In een brief aan de Tweede Kamer van 13 december 2019 heeft Minister Koolmees bevestigd dat de werkgever in zo’n geval toch alleen de “nieuwe” transitievergoeding van UWV gecompenseerd krijgt.
Ook een onderwijswerkgever die een slapend dienstverband heeft doet er dus verstandig aan het slapend dienstverband nog in 2019 te beëindigen. Om met de Minister te spreken:
Hierbij herhaal ik mijn oproep aan werkgevers om slapende dienstverbanden te beëindigen. Gezien de uitspraak van de Hoge Raad doen werkgevers die te maken hebben met slapende dienstverbanden waarvan het einde van de 104 weken ziekte (eventueel verlengd met een periode van loonsanctie) voor 1 januari 2020 eindigt, er verstandig aan nog voor die datum de procedure tot het beëindigen van het dienstverband te starten, of met hun werknemer tot overeenstemming te komen. De werkgever kan dan nog voor de hogere compensatie in aanmerking komen.
Om elk mogelijk probleem te vermijden doet deze werkgever dat het beste door in de vaststellingsovereenkomst op te nemen dat de arbeidsovereenkomst op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid wordt opgezegd en dat de werknemer met die opzegging instemt. De gebruikelijke beëindiging met wederzijds goedvinden is dus in dit geval niet te adviseren. Wij kunnen u van dienst zijn bij de realisatie van een en ander.
De onderwijswerknemer die zich geconfronteerd ziet met een werkgever die nog steeds niet wil meewerken aan een beëindiging op deze grond moet zich afvragen hoe hij of zij die aanspraak realiseert. Moet er worden gedagvaard tot medewerking of moet er een ontbindingsverzoek worden ingediend? Ook daarover kunnen wij u adviseren.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, neemt u dan contact op Willem Lindeboom van ons kantoor.