Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 3 februari 2016 één van de eerste uitspraken in hoger beroep gedaan over een arbeidsrechtzaak na het in werking treden van de Wet Werk en Zekerheid op 1 juli 2015. Voor zover nu bekend is het in ieder geval voor het eerst dat een Hof zich uitlaat over een ontslag op grond van ongeschiktheid (de zogenaamde d-grond van artikel 7:669 lid 3 BW). Het betrof een hoger beroep van de werknemer tegen de beschikking van de Rechtbank Leeuwarden d.d. 22 juli 2015 die eerder op deze site werd besproken.
In eerste aanleg had de werknemer al weinig bijval ondervonden van de rechter. In hoger beroep is dat niet anders. Het Hof bevestigt en/of formuleert een aantal uitgangspunten in een ongeschiktheidsontslag die voor de dagelijkse praktijk van belang zijn:
1. De criteria voor het beoordelen van deze ontslaggrond zijn ontleend aan het Ontslagbesluit en de daarop gebaseerde Beleidsregels Ontslagtaak UWV zoals die golden tot 1 juli 2015. Deze criteria dienen dus nog steeds te worden toegepast!
2. De vraag of de werkgever de ontslaggrond ongeschiktheid mag hanteren is niet afhankelijk van de vraag of al dan niet functionerings- en beoordelingsgesprekken zijn gevoerd. Voldoende is dat de werkgever de werknemer tijdig op de hoogte heeft gesteld van het veronderstelde disfunctioneren, dat dit voor de werknemer kenbaar was en dat hij voldoende hulp en gelegenheid heeft gekregen om hierin verbetering te brengen.
3. De werkgever dient alleen “aannemelijk te maken” dat sprake is van disfunctioneren. Ook dit uitgangspunt is ontleend aan de hiervoor genoemde Beleidsregels. Harde bewijzen zijn dus niet vereist!
4. Een naar behoren uitgevoerd verbetertraject met een duur van een half jaar is niet te kort in relatie tot elf jaar functioneren in de laatst beklede functie (bij een totaal dienstverband van 35 jaar).
5. Het kan gerechtvaardigd zijn een verbetertraject voortijdig af te breken, met name wanneer het draagvlak rond een leidinggevende blijkt te zijn weggevallen.
6. De werkgever is slechts gehouden werknemer te herplaatsen als binnen de opzegtermijn een passende vacature ontstaat. De werkgever hoeft tijdelijk beschikbare vervangingswerkzaamheden niet af te splitsen om herplaatsing mogelijk te maken.
In hoger beroep is de zaak voor de werkgever behandeld door Willem Lindeboom van ons kantoor. In eerste aanleg werd de werkgever bijgestaan door Maaike van Maren-Van Zadelhoff van Helder Onderwijs in Assen.