Een school voor bijzonder onderwijs mag medewerkers verbieden kleding te dragen die expliciet refereert aan een andere geloofsovertuiging dan die van de school. Dat heeft het College voor de Rechten van de Mens recent beslist in zijn oordeel van 11 oktober 2018.
Eerder had het College al in diezelfde lijn geoordeeld, maar dat was vóór de inwerkingtreding van de aanscherping van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) per 1 juli 2015 en recente uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Met de wijziging van de AWGB is de ruimte voor bijzondere scholen ingeperkt om vanwege de eigen identiteit onderscheid te maken. Zo is de enkele feit-constructie vervallen en geldt de uitzondering op het wettelijke discriminatieverbod uitsluitend nog onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging en politieke gezindheid. Dus bijvoorbeeld niet meer als het gaat om onderscheid op grond van burgerlijke staat of van seksuele gerichtheid. Het Hof van Justitie verlangt dat er een objectief verifieerbaar rechtstreeks verband tussen het gestelde beroepsvereiste en de betrokken activiteit van de organisatie moet bestaan. Het beroepsvereiste moet gezien de grondslag van de organisatie vervolgens wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd zijn.
Het College oordeelde in de uitspraak van 11 oktober 2018 dat dat in de gegeven situatie het geval was. Het schoolbestuur, bijgestaan door mr. Job Keijser van ons kantoor, had overtuigend aangetoond dat het verbieden van uitingen die een van de grondslag van de school afwijkende geloofsovertuiging of gedachtegoed uitdragen essentieel is voor het pedagogische karakter van onderwijs en voor de realisatie van haar grondslag. Het om religieuze redenen dragen van een hoofddoek is onverenigbaar met de voor medewerkers geldende verplichting om het godsdienstige gedachtegoed van de school te kennen én uit te dragen. Dat het schoolbestuur ook medewerkers in dienst heeft die een andere geloofsovertuiging hebben doet daaraan niet af.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Job Keijser.