Zo goed als elke onderwijswerknemer heeft na ontslag wel enig recht op een bovenwettelijke aanvulling op de WW-uitkering. Die kan variëren van uitsluitend een aanvulling van de WW-uitkering tot 78% in het eerste WW-jaar tot een op op de WW aansluitende uitkering voor een groot aantal jaren tot aan de pensioendatum voor de onderwijswerknemer die eenmaal een eindje in de vijftig is.
De vraag was of aan die onderwijswerknemer daarnaast nog recht heeft op de (automatische) transitievergoeding, die per 1 juli 2015 in het kader van de WWZ de (niet automatische) kantonrechtersformule vervangt. Het Ontwerpbesluit Overgangsrecht Transitievergoeding geeft hier antwoord op. Het ontwerpbesluit ligt nog voor advies bij de Raad van State. Maar ervan uitgaande dat dit ontwerpbesluit het haalt, moet worden vastgesteld (1) dat de bovenwettelijke onderwijsuitkeringen (als wachtgeld) kwalificeren als een voorziening in de zin van het ontwerpbesluit, (2) dat die voorziening op 1 juli 2015 al bestaat en (3) dat de transitievergoeding dus niet is verschuldigd, tenzij sociale partners in het onderwijs alsnog anders overeenkomen.
Het ontwerpbesluit is een tijdelijk besluit, dat per 1 juli 2016 weer vervalt. Deze nieuwe situatie zou voor sociale partners in het onderwijs echter aanleiding moeten zijn om de transitievergoeding in dat jaar in de bovenwettelijke regelingen te integreren (of die regelingen af te schaffen, maar dat is wellicht wat veel gevraagd).
Iemand op wie een onderwijs-cao van toepassing is, kan bij deze stand van zaken niet kiezen voor transitievergoeding in plaats van een bovenwettelijke uitkering. Over collectieve afspraken valt namelijk niets te kiezen. De keuzemogelijkheid is er wel reeds gemaakte individuele afspraken.